Vraag een kind een cactus in een woestijn te tekenen. Wat hij of zij tekent, zal in negen van de tien gevallen bedoeld zijn een saguaro voor te stellen. Saguaro’s zijn de ikonen van de woestijn van het zuiden van Noord-Amerika.
Alle begin is moeilijk, maar zeker voor een saguaro. De plant komt voort uit een piepklein zaadje, dat toevalliger genoeg op de goede plaats terecht moet komen: onder een geschikte boom of struik. Uit het zaadje groeit binnen een paar dagen na een goeie regenbui een kiemplantje, dat er jaren over doet om een enigszins acceptabele cactus te worden. Na tien jaar is het plantje krap vijf centimeter hoog. Dan is het groot genoeg om aan een groeispurt te beginnen. Na nog eens vijf jaar is het een cactus van misschien wel twintig centimeter geworden. Een jaar of veertig na de ontkieming is de plant eindelijk boven een mens uit gegroeid. Met vijftig pas is de plant volwassen en gaat hij voor het eerst bloeien. Als de plant meer dan vijf meter hoog is, gaat hij voor het eerst zijtakken maken. Uiteindelijk kan de plant tot vijftien meter hoog worden en dan vele tonnen wegen.
De Saguaro’s eerste jaren
De saguaro is in de eerste jaren van zijn leven afhankelijk van een boom of struik in de omgeving. Deze zogenaamde ‘nurse tree’ (verzorgboom) voorziet de jonge plant van schaduw en relatieve koelte tijdens de hete dagen. Verder is er tussen de wortels van een boom of struik altijd meer voeding te vinden dan in de kale woestijn, omdat afgevallen bladeren en dergelijke tussen de wortels en takken blijven hangen. Ook zijn struiken een geliefde zitplaats voor vogels en een schuilplaats voor reptielen, die ook weer voedingsstoffen meenemen. Ook zijn de ‘nurse trees’ vaak Leguminosen, vlinderbloemigen, die stikstofbindende bacterieën in wortelknolletjes hebben en op die manier de aarde plaatselijk voedselrijker maken. Zodoende groeit de saguaro in de schaduw van een woestijnstruik op tot een grote cactus, die zijn wortelstelsel over een groot oppervlak verspreidt. Die wortels zijn uitermate efficiënt in het opnemen van water. De oude ‘nurse tree’ gaat op een gegeven moment dood, omdat de cactus zo efficiënt alle water opzuigt, dat er voor de oude verzorger niets of in ieder geval veel te weinig overblijft.
Klimaat en voeding
De saguaro kan heel veel water opnemen. De bouw van de cactus helpt daarbij. De cactus telt een twintigtal ribben, oorspronkelijk bezet met stekels. Tussen die ribben kan de plant ineenschrompelen en uitzetten als een harmonica. Het water opnemen is echter af en toe te efficiënt. De cactus kan er niet mee stoppen en op een gegeven moment kan de plant er zelfs van barsten. Grotere planten kunnen vanwege de zijtakken meer water opnemen. Daardoor is het aantal zijtakken afhankelijk van de hoeveelheid regenval gedurende het jaar. Diezelfde regenval is ook een beperkende factor in het voorkomen van de saguaro’s. Waar het te veel regent, kan hij niet groeien. Naar het noorden toe bepaalt vorst de grens. Saguaro’s kunnen redelijk wat vorst hebben, maar krijgen dan vaak afhangende armen. Te lange vorstperioden en te lage temperaturen beperken de verspreiding noordwaarts.
Tegen de warmte hebben de grote cactussen wel voldoende verweer. Saguaro’s dragen een hoed van wittige haren op het groeipunt ter bescherming tegen de warmte. Haal je het weg, dan stijgt de temperatuur bijna 5 graden. Het rechtop staan vermindert ook de instraling van warmte. En dan heeft de cactus de vreemde eigenschap van binnenuit uit te drogen. Andere planten drogen van buiten naar binnen, maar de saguaro droogt van binnen naar buiten en houdt zo zo lang mogelijk zijn groene weefsel, waar de koolstofassimilatie plaatsvindt, in werking.
Bezoekers voor de cactus
Een grote saguaro trekt de nodige bezoekers. In de eerste plaats zijn dat vogels, zoals de Gilaspecht, de cactuswinterkoning en een dwerguiltje. De specht hakt broedholen in de grote cactussen. Een holte in een hoge cactus is een veilige plaats om te broeden. Er zijn maar heel weinig predatoren die het aandurven een grote cactus te beklimmen, omdat er weinig houvast aan zit en omdat het houvast dat er is uit gemene stekels bestaat. Dus zijn er meer kapers op de kust voor de broedholen. Verlaten broedholen worden gebruikt door de dwerguiltjes en de winterkoning. Ook allerlei hagedissen wonen graag in zo’n oud broedhol. De cactus heeft uiteraard wel iets te lijden van dat broedholen hakken. In eerste instantie scheidt de plant een soort hars af, dat de aangetaste vaatbundels afsluit en zo het waterverlies snel beperkt. Maar de holen tasten wel de stevige structuur van de plant aan. Tijdens een heftige storm kan de cactus erop afbreken. Nu zijn de saguaro’s met hun vooral oppervlakkige wortelgestel toch al gevoelig voor omwaaien. Als een dode saguaro verteert, blijven de stevige vaatbundels in de ribben het langste achter met daartussen de harslaag, die de plant om de broedholen van de spechten heeft aangelegd.
Zaadverspreiders
Vogels zijn ook nuttig voor de plant. Natuurlijk brengen ze voedingsstoffen mee in de vorm van uitwerpselen. Maar vogels zijn ook de aangewezen zaadverspreiders voor de saguaro. Die produceert een vrucht met vele kleine zaadjes, die door allerlei dieren graag gegeten worden. Door vleermuizen bijvoorbeeld, allerlei knaagdieren, vogels en ook mensen. Vleermuizen hebben de neiging al vliegend hun uitwerpselen te laten vallen. Daarmee is de kans, dat die goed terechtkomen vrij klein. Knaagdieren verteren ook de zaadjes. Vogels poepen de zaden onaangetast weer uit. Omdat vogels vooral hun uitwerpselen laten vallen op plaatsen waar ze rustig zitten, dus in bomen en struiken, hebben de door vogels opgegeten zaadjes de grootste kans bij een ‘nurse tree’ terecht te komen.
Mensen mogen de vruchten van de saguaro alleen met een speciale vergunning verzamelen. Die wordt alleen uitgereikt aan de leden van sommige Indianenstammen. Zij koken stroop van de vruchten.
Voordat er zaad gezet wordt, moeten de grote witte bloemen eerst bestoven worden. Hoewel alles wijst op vleermuisbloemen – ze zijn wit, gaan in de nacht open en geuren sterk – blijken vooral bijen voor de bestuiving te zorgen. Misschien is dat maar gelukkig ook, want de potentiële bestuivers worden zeldzamer en zeldzamer. Twee trekkende vleermuissoorten zijn voor hun voortbestaan tamelijk afhankelijk van de saguaro’s. De langneusvleerhond trekt van de Verenigde Staten naar Mexico en vliegt daarbij over de woestijn. Onderweg kan hij in de bloeiende saguaro’s nectar en stuifmeel als voedsel vinden. De bloeitijd van de Carnegia’s valt ook steeds samen met de trek van die vleermuizen, maar de saguaro is er dus niet volledig afhankelijk van.
Bij woestijnbranden
Anders dan vele andere woestijnplanten is de saguaro niet echt bestand tegen vuur. Nu is een woestijnbrand een zeldzaam verschijnsel – in de Sonora-woestijn komt dat van nature zo’n vier keer per duizend jaar voor – maar daar komt de laatste tijd verandering in. Een Afrikaanse grassoort, het buffelgras, rukt op in de woestijn. Eén van de nadelen daarvan is dat droog gras goed brand. Waar vroeger kleine vuurtjes nauwelijks verder konden, omdat er simpelweg geen brandstof was waarlangs het vuur van de ene struik naar de andere kon overstappen, groeit daar nu gras tussen. De saguaro’s kunnen wat vuur hebben, maar uiteindelijk gaan de meeste door vuur aangetaste planten toch dood. Daar kan een jaar of wat overheen gaan. Jaren, waarin de plant nog wel bloeit en zaad produceert.
Saguaro kweken
Saguaro’s kweken is alleen voor de curiositeit. De kans dat een gekweekte plant gaat bloeien, is aanwezig. Maar de kans, dat degene die hem gezaaid heeft, dat meemaakt, is vrij klein. In de Verenigde Staten worden saguaro’s gekweekt als exotische tuinplanten, maar exemplaren van meer dan twee meter zijn hoogstwaarschijnlijk uit het wild geroofd. De saguaro moet in de zomer goed warm worden gekweekt en kan dan veel water krijgen. In de winter droog en iets minder warm houden. Een wintertemperatuur van rond de tien graden geeft het beste resultaat.
(198)